BRON: Artikel in Trouw van vrijdag 23 juli 2021 n.a.v. het verschijnen van het boek ‘Een schitterende slangenkuil’.
‘We hebben de strijd verloren’
Publieke omroepen zijn al lang niet zelfstandig meer, zegt oud-KRO-directeur Ton Verlind in zijn nieuwe boek. ‘Het is een sprookje dat omroepen over de programmering gaan.’
RUFUS KAIN
Ton Verlind: ‘Omroepen zijn veel te ver meegegaan in de wensen van de centrale organisatie.’foto’s Werry Crone
Twintig jaar geleden waren journalisten de baas in Hilversum. Publieke omroepen hadden ieder hun eigen geluid, en werden alleen beoordeeld door ledenraden die in de maatschappij waren geworteld. Maar onder politieke druk is die eigenzinnigheid verruild voor het gezag van één organisatie: de NPO. Met eenheidsworst en een kijkcijfer-obsessie tot gevolg, stelt Ton Verlind (1950) in zijn boek Een schitterende slangenkuil.
In de jaren zeventig kwam Verlind als jonge verslaggever bij de publieke omroep. Hij werkte het gros van zijn carrière bij de KRO. Eerst bij actualiteitenrubriek Brandpunt, en vanaf 1995 als mediadirecteur. In die rol vocht hij twaalf jaar lang om de identiteit van zijn omroep te behouden en liefst zelfs te versterken. “Ik wist het toen nog niet, maar we hebben de strijd verloren”, zegt hij nu, op zijn favoriete terras, aan de rand van het Baarnse bos waar hij en zijn vrouw vaak wandelen met Suzie, hun Zwitserse witte herder.
foto’s Werry Crone
“Met de kennis van nu zou ik veel harder hebben gevochten. Het omroepbestel bestaat bij de gratie van een diversiteit aan opvattingen, die hadden we moeten koesteren. Nu liggen de omroepen als uitgewrongen vaatdoeken aan de kant van de weg, te wachten tot de vuilniswagen langskomt.
“Klinkt dat overdreven? De Raad voor Cultuur heeft in april letterlijk gezegd dat KRO-NCRV en Avrotros geen duidelijke identiteit meer hebben. Ondertussen wil de Raad nieuwe criteria om te beoordelen of een omroep in het bestel mag blijven. Hier wordt gezegd: ‘Als dit niet beter wordt, vlieg je er straks uit, ondanks dat je honderdduizend leden hebt’.
“Ik zou zeggen alle hens aan dek. Omroepen zijn veel te ver meegegaan in de wensen van de centrale organisatie. Ze moeten nu echt vechten.”
Harde woorden, maar ze zijn constructief bedoeld. Of het nou om KRO-collega’s gaat, of de katholieke kerk, Verlind leerde jong kritisch te zijn op de eigen gelederen. Dat was een uitgangspunt van Brandpunt, en ook van zijn opvoeding in het Brabantse Leur. “Ik kom uit een gezin waar zeer kritisch naar instituties werd gekeken. Klopt het wat ze zeggen? Kun je er ook met andere ogen naar kijken?”
Misschien komt daar ook zijn waardering voor afwijkende geluiden vandaan. “Ik vind dat je dwarsdenkers serieus moet nemen. Je hoeft het niet met ze eens te zijn, maar je moet mensen wel hun verhaal laten vertellen. Dat gebeurt nu te weinig. Je moet eens kijken hoe moeilijk het is om op de Nederlandse televisie aandacht te krijgen voor een afwijkende opvatting.”
Was het vroeger anders? In de jaren tachtig weigerden journalisten toch ook aandacht te besteden aan de anti-multiculturele politicus Hans Janmaat? Klopt, zegt Verlind, maar Brandpunt brak met het cordon sanitaire en deed verslag van Janmaats installatie in de Tweede Kamer. “We hoefden ons niet aan gangbare regels binnen de publieke omroep te houden. We voeren onze eigen koers, in concurrentie met andere actualiteitenrubrieken.”
Dwarsdenkers
Dat soort kritische discussie tussen omroepen is door fusies en verschoven machts- verhoudingen verdwenen, meent de oud- directeur. Dwarsdenkers kunnen daarom nergens terecht. Maurice de Hond werd maandenlang ‘op het gênante af’ belachelijk gemaakt vanwege afwijkende ideeën over de verspreiding van het coronavirus. En ook gewone bezorgde burgers worden volgens hem te gauw weggezet als complotdenkers.
“Natuurlijk zijn er wappies aan wie geen enkel argument besteed is. Maar het zijn niet allemaal nitwits. Een groeiende groep Nederlanders is ontevreden en voelt zich niet gehoord. We hebben in de Verenigde Staten gezien waar dat toe kan leiden: op een gegeven moment staat er een meute op om de boel kort en klein te slaan en een revolutie te ontketenen. Dat is deze keer mislukt, maar de volgende keer lukt het misschien wel.”
De vraag naar meer diverse geluiden in Hilversum wordt breed gedeeld. Vorig jaar streden dertien uiteenlopende omroepverenigingen om een plekje in het omroepbestel. Uiteindelijk bleven er twee aspiranten overeind, die vanaf 2022 op tv komen: Omroep Zwart en Ongehoord Nederland. Zwart staat voor inclusiviteit en antiracisme, Ongehoord is kritisch over migratie en voor het behoud van Zwarte Piet. Niet bepaald één pot nat.
Kunnen de nieuwkomers het kritische debat herstellen? Dat valt nog te bezien. “De Raad voor Cultuur heeft Zwart al te verstaan gegeven dat ze zich aan de normen van het bestel moeten aanpassen. Aan Ongehoord is verteld dat ze niet meer mogen roepen dat de NOS onbetrouwbaar is. Dat vind ik een rare ambtelijke bemoeienis.
“Als je vaststelt dat zij een geluid in de samenleving vertegenwoordigen, geef ze dan ongeclausuleerd toegang tot de publieke omroep. Als de NOS vindt dat die ten onrechte wordt aangevallen op zijn journalistieke koers, moet de NOS zich daar publiekelijk tegen verdedigen. En als een omroep grenzen overschrijdt, stap je naar de rechter of de Raad voor Journalistiek. Vecht het niet uit in achterkamertjes – ‘Jij mag bij de publieke omroep maar je moet je gedragen’ – maar ga de discussie aan.”
Verlind houdt z’n hart vast. Weinig omroepen zijn volgens hem bestand tegen de druk die achter de schermen op ze wordt uitgeoefend. Niet alleen de grote fusie-omroepen zijn hun identiteit voor een groot deel kwijt, ook PowNed – ooit het rebelse jongetje van de klas – is opvallend onopvallend geworden.
Salamitactiek
Hoe werden de omroepen zo machteloos? “Volgens het principe van de salamitactiek: geleidelijk in kleine stapjes. Het begon met dingen waar je alleen maar voor kunt zijn, zoals betere samenwerking tussen omroepen. Zo kwamen KRO, NCRV en AVRO samen op één zender, maar hadden ze nog hun eigen dagen. Later kwam thematische programmering: elke dinsdag een detective, elke woensdag dit, elke donderdag dat. Niet onzinnig, het gaf de kijker meer duidelijkheid.”
Deze stapjes stonden lijnrecht tegenover Verlinds missie als mediadirecteur. Hij wilde samen met zijn redacties opnieuw formuleren waar de KRO voor stond, en dat zichtbaar maken met herkenbare programma’s voor een duidelijke doelgroep. Toch werkte hij mee, “vanuit de veronderstelling ‘als we dit maar doen, dan kunnen we dát veilig stellen’. Maar er kwam altijd een volgende stap die wéér ten koste ging van onze autonomie.”
Geleidelijk raakte de herkenbaarheid van de individuele omroep op de achtergrond. “Het kantelpunt kwam in 2006 toen we onze vaste zenders verloren. Voortaan moesten de omroepen programma’s leveren, die de NPO over álle zenders verdeelde.
“Ik vind het kwalijk dat het sprookje wordt volgehouden dat de omroepen nog gaan over de programmering. De macht ligt bij de NPO. Die bepaalt wat wordt uitgezonden, op welke tijdstippen en wat de kijkcijfers moeten zijn.”
Die kijkcijfers zijn volgens Verlind leidend voor de NPO. En dat leidt tot voorspelbare formules. “Als je in een talkshow wil scoren, moet je Gordon uitnodigen. Er moet ruzie zijn, emotie. Dat soort mechanismen herhalen zich, want succes wordt gekopieerd. Dus zie je overal dezelfde discussies en hetzelfde nieuws, en valt een heel terrein buiten de boot.”
Waarom kijkcijfers domineren? “Deels vanwege reclame-inkomsten. Maar het belangrijkst is de druk vanuit Den Haag. Sommige politieke partijen vinden het onzin dat er jaarlijks 800 miljoen euro naar de publieke omroep gaat. Ze zijn in Hilversum doodsbang dat ze minder zullen krijgen als ze niet iedereen bereiken.”
Onder Verlinds bewind probeerde de KRO natuurlijk ook veel mensen te bereiken. “Maar als een boodschap belangrijk maar saai was, nam je op de koop toe dat het laag scoorde. Nu wordt zo’n programma uitgezonden aan de rand van de nacht. Wil je primetime, dan moet je komen met formules die voor 95 procent voldoen aan de eisen van de NPO.”
Hij spreekt uit ervaring. “Ik heb meegemaakt dat een netcoördinator ontevreden was over een radiopresentator van de KRO. Als die niet werd vervangen, zou het programma naar een minder interessant tijdstip gaan. Vaak was de druk subtieler, in onderling overleg. ‘Als jij een talkshow wil kan dat, maar dan moet je die presentator nemen’, bijvoorbeeld. Ik heb ook wel dingen uitgezonden om een wens van een coördinator in te lossen. Zo kreeg ik geld en misschien in latere onderhandelingen een tegenprestatie.”
Dat ondoorzichtige proces is de slangenkuil waar de titel van zijn boek naar verwijst. “Dat er uitruil plaatsvindt, vind ik nog niet zo erg. Maar dat het buiten het zicht gebeurt, baart mij zorgen. Ik vind het tijd om op dat handjeklapcircuit meer transparantie toe te passen. Wie bepaalt het aanbod van de publieke omroep, en wat is daarvan het effect? Daar zou onafhankelijk onderzoek naar moeten komen. Laten we ze dwingen tot openheid.”
BRON: Trouw, vrijdag 23 juli 2021
Mooi artikel Ton!