Leden van omroepen worden misleid. Ze denken via hun lidmaatschap invloed te hebben op het beleid van de publieke omroep en de programmering, maar in werkelijkheid telt hun stem niet meer mee. Wat we op radio en tv te zien en te horen krijgen wordt bepaald door de NPO, het centrale apparaat dat ver van de samenleving zetelt op het omroeppark.
Tot die conclusie kom ik in mijn boek ‘Een schitterende slangenkuil’.
Het verschijnt de komende week en ik beschrijf daarin mijn persoonlijke ervaringen in de vijftig jaar dat ik journalistiek werkzaam was: van de krant, via de radio naar KRO’s Brandpunt, uiteindelijk eindigend als mediadirecteur van de KRO. Vooral in die laatste functie was ik van nabij getuige van de aftakeling van het omroepbestel. Het ontwikkelde zich -onder politieke druk- van een bestel, gebaseerd op een sterke burgerparticipatie, naar een centraal aangestuurd systeem dat zijn oren sterk naar Den Haag laat hangen. Zo ontwikkelde de publieke omroep zich in mijn visie van tegenmacht juist tot een onderdeel van de macht. Dat is een beweging die omgekeerd is aan dat wat door een groot deel van de samenleving wordt gewenst.
Omroepen zijn hun autonomie kwijt
In Den Haag wordt met de mond beleden dat omroepverenigingen over de inhoud gaan en de NPO slechts over de plaatsing van programma’s. Maar dat is niet waar. De afgelopen jaren is er alles aan gedaan de positie van omroepverenigingen te verzwakken. Een enkele uitzondering daargelaten, zijn ze hun invloed en betekenis kwijt. De macht is gecentraliseerd bij de NPO. In plaats van de journalistieke positie van de publieke omroep te versterken, is die verzwakt. Informatie is -enkele goede uitzonderingen daargelaten- meer en meer verworden tot journalistiek theater.
Kijkcijfers zijn belangrijker dan impact
Succes in termen van kijkcijfers werd belangrijker dan het hebben van maatschappelijke impact. Die zucht naar succes is ten koste gegaan van de pluriformiteit. Het is steeds hetzelfde geluid dat gehoord wordt. Voor afwijkende meningen, originele gedachten en dwarsdenkers is onvoldoende plek. Het wordt tijd dat de journalisten van de publieke omroep aan deze stelselmatige verzwakking van hun vak een halt toeroepen, bijvoorbeeld door te eisen dat er een journalist komt in de top van de NPO. De wereld staat in brand, maar de brandslangen worden hier doorgesneden, zo tekende ik op uit de mond van een journalist die werkzaam is voor de publieke omroep.
Ook regels voor uittreding
Het zijn de kijkcijfers die tellen, niet de belangrijke rol die de omroepverenigingen zouden moeten spelen in het maatschappelijke debat. Er wordt door de Raad voor Cultuur nu voor gepleit om naast criteria voor toetreding, ook criteria voor uittreding te formuleren. Het hebben van voldoende leden is dan niet alleen nog zaligmakend. Een open bestel kan niet zonder achterdeur, vindt de Raad. Dat kan in de toekomst ook de traditionele omroepen raken, als ze niet komen met een beter verhaal over hun bestaansrecht. Het zou, als het kabinet daarin meegaat, zomaar het slotspel kunnen worden in de transformatie van een omroepbestel van burgers, naar een systeem dat je staatsomroep zou kunnen noemen.
We hebben een ‘wegkijk’-cultuur
In mijn boek ‘Een schitterende slangenkuil’ zie ik ook op andere terreinen een weerkerende tendens. Ingewikkelde problemen worden in Nederland al jaren onzichtbaar gemaakt door ze onder het tapijt te vegen. Daardoor kon de ontevredenheid in de samenleving zulke grote proporties aannemen. Daarin speelde ook de journalistiek niet altijd een fraaie rol. Denk aan het cordon sanitaire dat journalisten en politici in de tachtiger jaren legden rond de Centrumdemocraten van Janmaat. Het was een stilzwijgende afspraak om de problemen die deze politicus agendeerde te negeren. Die pleidooien voor zo’n stilzwijgen rond ongewenste politieke ontwikkelingen steken ook nu af en toe weer de kop op.
Hoofdenaffaire
In mijn boek verweer ik me als voormalig eindredacteur van Brandpunt ook tegen de beschuldiging dat de hoofdenreportage die Brandpunt begin negentiger jaren maakte, nep was. Hij ging de boeken in als een van de eerste voorbeelden van fakenieuws. Het gaat om de reportage waarbij de actualiteitenrubriek liet zien dat lichaamsdelen, die ter beschikking van de wetenschap waren gesteld, rouleerden in een duister circuit van handelaars. Wat Brandpunt meldde klopte. Ook rechercheurs van de Amsterdamse politie stelden indertijd vast dat het op sommige anatomische instituten een bende was, waardoor ongezien lichaamsdelen konden verdwijnen. Er was alle reden om daarover alarm te slaan, maar Klaas Wilting, voorlichter van de Amsterdamse politie, koos ervoor het journalistieke onderzoek daarnaar kapot te maken door op een persconferentie te melden dat dit een door Brandpunt verzonnen verhaal was. De manier waarop hij, gesteund door kritiekloze journalistieke collega’s, Brandpunt aanpakte was in mijn visie een afrekening met brutale journalistiek, een beeld dat wordt bevestigd door de tipgever die indertijd aan de bron stond van dit nieuws en waarmee ik bij het schrijven van ‘Een schitterende slangenkuil’ opnieuw contact had.
Krokodillentranen om persvrijheid
De afgelopen dagen luisterde ik met verbazing naar de bewindslieden die -tot tranen bewogen- over de gebeurtenissen rond Peter R. de Vries spraken over een aanslag op de persvrijheid. In ‘Een schitterende slangenkuil’ vindt de lezer voorbeelden van de keiharde manier waarop politieke partijen met journalisten af proberen te rekenen op momenten dat ze zelf onder vuur liggen. Respect voor de journalistieke vrijheid is kennelijk iets dat je selectief kunt beleven.
Met liefde voor het vak
‘Een schitterende slangenkuil’ is kritisch, maar geschreven met liefde voor mijn vak, de journalistiek. Krant, radio, televisie, social media; ze opereren permanent in een slangenkuil van belangen. Ze onthullen, vertellen de verzwegen verhalen, beschrijven kongsi’s en ze zijn er zelf onderdeel van. Mediaorganisaties en hun journalisten kunnen door onderwerpen te agenderen wel of niet het verschil maken. Meestal doen ze goede dingen, soms berijden ze het verkeerde spoor maar uiteindelijk zijn ze -als alle andere veiligheidskleppen hebben gefaald- in de democratie de laatste verdedigingslinie van de burgerlijke vrijheid en daardoor onmisbaar.
‘Een schitterende slangenkuil’ is verschenen bij Tens Media en ligt vanaf maandag 12 juli 2021 bij de (online)boekhandel. Zie bol.com en Libris.
TON VERLIND
NPO wint het kwalitatief nog van de commerciëlen, maar hoe lang nog. Vervlakking en verdomming voeren steeds meer de boventoon, zelfs bij de VPRO waar Danny Ghosen met zijn BNN-Powned-‘kwaliteiten’ aan de bak mag. Gelukkig is er nog de onvolprezen Duitse publieke omroep. Gott sei dank!
Ton ik vind het pijnlijk om te moeten vaststellen hoe gelijk je hebt. Het is een voorbeeld van slecht opereren van de politiek. Helaas is vanuit de omroep en vanuit de journalistiek niet altijd even handig en verstandig geopereerd. Of het bestel nog te redden is? Ik hoop het wel maar vrees het ergste.
Groet
Hans Prakke
Ex- Avro en NOS.
Helemaal eens met wat je hier schrijft, Ton. Iemand stelde onlangs vast: in Hilversum staat een fabriek en uit die mal komen uitsluitend nog inwisselbare programmamakers, ik ben blij dat je de hoofdenaffaire nog eens nuanceert. Ik ben regelmatig in contact met mijn vriend Willibrord Frequin. Er is veel op hem aan te merken, hij had de kernmerken van een ongeleid projectiel, zeker na zijn brandpuntcarriere. Maar wat is er ten diepste principieel mis met een zeker journalistiek avonturisme, met hartstocht die soms de betamelijke grenzen passeert. Wie veel verricht, stoot ook z’n kop. Dat is mij inmiddels natuurlijk ook gewaar geworden, jawel de snotneusaffaire. Angst en conformisme zijn beroerde raadgevers. Dit is geen vak voor bangeriken. Althans: zo was het. Ik ben niet van de school: vroeger was alles beter. Maar onafhankelijkheid was wel het Parool, ook bij de KRO waar wij met een programma als Reporter ook in eigen vlees durfden te snijden. Wel erg jammer dat Netwerk moest verdwijnen mede als gevolg van omroeppolitieke motieven. Vijf dagen in de week groot reportagewerk, dat was een enorme prestatie, met behoud van eigen omroepaccenten. Ik denk niet dat dat voldoende is gewaardeerd, ook niet door jou als directeur. Die kritische kanttekening plaats ik wel bij je betoog. Samenwerking is niet per definitie eenheidsworst. Braafheid wel. Talkshows als dominante nieuwsduiders ook. Benieuwd wat Gerard Joling er over zou melden aan de tafels van op 1, M, Beau of Eva. Ik vind Gerard trouwens heel leuk. Benieuwd naar je boek. In vriendschap, Fons de Poel
Beste Ton,
“Niemand” is de facto inclusief politici, die zelf al dan niet goed begrijpen wat ze willen…
Zal dit werk meteen bestellen!
Anton Hoeberigs
Beste Ton, ik onderschrijf jouw analyse en conclusie volkomen. Toen ik als regisseur bij de KRO in dienst trad, vers van de Filmacademie (halverwege jaren ’90) en tot medio 2002 programma’s mocht maken heb ik ervaren dat door de verstevigde marktpositie van de commerciële omroepen en de zich eromheen groeperende facilitaire bedrijven (Sonotech, United, etc.) een teloorgang voordeed, van binnen uit. Een waar we, overigens, allen medeverantwoordelijk voor zijn: het geld nam de regie over. Wat ik zag was dat KRO producers (en dat gold evenzogoed voor alle andere publieke omroepen) faciliteiten inkochten op basis van prijs. Het NOB verloor haar monopolie, de markt lag open, en de prijzen werden onderhandelbaar. Zowel tussen de bedrijven als de omroepen als tussen de bedrijven en hun free-lancers. Dat kwam in de praktijk neer op het inhuren van ENG ploegen die dan eens voor RTL4, dan eens voor SBS6, dan weer voor een ander werkten. Voor hen (de ploegen)was het gevolg lange dagen in een auto, eten bij de benzinepomp, ’s avonds laat thuis, ’s ochtends weer vroeg op pad. De mensen waar je dan mee werkte als regisseur waren — in toenemende mate — mensen die zich niet onderscheidde door kwaliteit (een volkomen onderschat element in audio-visuele communicatie: de signatuur van de maker. Niet alleen de regisseur, ook de cameraman/vrouw, geluidsman/vrouw, editor drukken stempel op sfeer en effectiviteit van een programma, dat werd uitgehold als een duin in de storm, door contracten als uitgangspunt te g=erbuiken voor de samensetelling van crews). De mensen waar je mee werkte waren de mensen die beschikbaar waren. Ik heb dat altijd als een teloorgang beschouwd, het selecteren van mensen die de visuele maar ook audio en montage-toon van een programma mee bepalen (ja, als auteur) op basis van mega-deal contracten. Daardoor, ik zag het gebeuren, veranderende de herkenbare visuele signatuur (die ik als integer zou willen omschrijven) in een “u vraagt wij draaien” cultuur, die zich kenmerkte door afwezigheid van integreiteit als basis (die er overigens als je geluk had soms wel was). Succes met jouw boek Ton! En ik heb goede herinneringen aan de tijd dat je als mediadirecteur leiding gaf aan de KRO.