Wekenlang zwoegde de publieke omroep op een beleidsplan dat een antwoord moet geven op de cultuur- en leiderschapsproblemen die de Commissie Van Rijn blootlegde bij de publieke omroep. Maar het resultaat dat gisteren werd gepubliceerd maakt geen indruk. Jeroen Pauw interviewde de doorgaans onzichtbare Frederieke Leeflang, voorzitter van de Raad van Bestuur van de NPO, het overkoepelende orgaan dat nogal onbeholpen regie tracht te voeren over de omroepen én Arjan Lok, voorzitter van het College van Omroepen, woordvoerder namens de omroepen. We hoorden veel zalvende taal. De blik op het gezicht van Frederieke Leeflang verraadde wat er in haar hoofd om leek te gaan: ‘laat deze vraag aan mij voorbijgaan’. Ze wekt de indruk erg omhoog te zitten met de verwarring in het kippenhok en geeft onomwonden toe nauwelijks te weten wat haar bevoegdheden wel of niet zijn. Haar reputatie raakte beschadigd doordat ze inzette op vertrek van Omroep ON uit het bestel, een verzoek dat door de staatssecretaris voor mediazaken niet werd gehonoreerd. Die gooide haar daarmee als baas van de publieke omroep meedogenloos voor de bus, zo hoorde ik later in Den Haag. Desalniettemin bleef ze.
Arjan Lock ken ik als een prima collega, met het hart op de goede plek en uitstekend EO-directeur, sinds 2008 voorzitter van de Raad van Bestuur van de Evangelische Omroep. Het is vooral zijn predikerstalent dat hij inzet in deze hopeloze strijd om reputatieherstel voor de publieke omroep: hij spreekt over mededogen met de slachtoffers, nazorg, de nogal softe verwachting dat de omroepen vanaf nu wel (als ze zin hebben) of niet (als ze geen zin hebben) ander beleid gaan voeren. ‘Wees aardig voor elkaar’, lijkt Arjan te betogen, maar waarom lukte dat dan de achterliggende tijd niet? Hij gaat daarmee voorbij aan de kern van het probleem. De huidige ellende vraagt niet om domineesgedrag, maar om krachtig leiderschap: hard op de inhoud, zacht op de persoon, gewoon het normale gedrag dat je van een leider mag verwachten. Dit optreden maakt al met al zo’n twijfelende en weinig doortastende indruk.
Er is te weinig praktische ervaring aan de top
Het cultuur- en leiderschapsprobleem bij de omroep zit vooral bij het middenmanagement, zo zei professor mediastudies Mark Deuze onlangs in een interview dat ik met hem had voor het mediaplatform Spreekbuis. Je vraagt je af waar de huidige bazen van de publieke omroep hun opleiding hebben genoten en wat het zegt over de kwaliteit van de studies die ze hebben gevolgd. Veel problemen van onze tijd zijn te herleiden tot opleidingen die kennelijk tekort schieten. Inmiddels ontstaat rond integriteitskwesties in het maatschappelijke leven een omvangrijke industrie van coaches die hun kans zien, maar als ze zo goed zijn waarom zijn het dan adviseurs en geven ze niet zelf leiding? Oppassen geblazen dus! Het blijkt geen vrolijke boel te zijn in dat College van Omroepen. Zaten daar een aantal jaren geleden nog mannen en vrouwen met kennis van zaken, inmiddels bestaat dat gezelschap uit mensen zonder omroepervaring, zelfs met een gebrekkige affiniteit met het bestel, nooit zelf een programma gemaakt, nooit met de poten in de klei gestaan. ‘Het is een puinhoop’, laat een van de bestuurders me onomwonden weten. Hij beklaagt er zich over dat aan de top beslissingen worden genomen door mensen ‘die totaal geen kaas hebben gegeten van media’. De sfeer is om te snijden, bevestigt ook een andere deelnemer aan het overleg. Zeg nu niet dat praktijkkennis er niet toe doet omdat een moderne leider zowel een wasmiddelenfabriek moet kunnen aansturen als een omroep. In dit dossier wordt de juistheid van die stelling in ieder geval niet bewezen.
Op één punt is het rapport concreet: er komt een maximale benoemingstermijn van twee maal vier jaar voor omroepbestuurders, maar dan weer alleen voor nieuwe benoemingen en niet voor de zittende bestuurders onder wier leiding het zo kon mislopen. Windowdressing dus. Doorbijten is niet de sterkte van de publieke omroep.
TON VERLIND
Is de problematiek niet ook een van de uitvloeisels van de decennia lange strijd tussen de NPO en de Omroepen over wie heeft nou de macht. Waarbij de headcount van de NPO extreem hoog is voor een organisatie die zelf niet over de inhoud hoort te gaan. Zijn er daardoor niet zoveel lagen teveel in beide organisaties (omroepen en NPO) waardoor niemand zich nog verantwoordelijk voelt of kan voelen.
Ton, in grote lijnen eens met je verhaal. Gebrek aan doorbijten is hét grote probleem in onze verwende Westerse democratieën. “Hard op de inhoud, zacht op de persoon” is mij te soft. Ik vroeg – ook in mijn tijd bij de AVRO (1984-’86) en de VARA (2000) – mijn medewerkers altijd om keihard commentaar op mijn leiderschap en functioneren. Ik was ook hard op de persoon boven mij: bestuur en directie. Wijlen Karel van de Graaf, Pieter Varekamp, Cees Mijnten en Kees Driehuis vroegen mij hun belangen te verdedigen bij directies waar zij geen gehoor krijgen. Dat deed ik, geheel achter de schermen, gedreven door het belang van hun programmatische belang. Ik gaf Matthijs van Nieuwkerk van katoen toen hij in 2000, ‘verbaal krachtig’ als netmanager Nederland 3 door de gangen van VARA en VPRO tierde. Dat hielp, dát verwierf respect en gezag. Gas en tegengas.