Arjan Lock (EO): omroepen moeten zich opnieuw bewijzen

We spreken elkaar in de week dat ex-hoofdredacteur Hans Laroes van het NOS-journaal in de Volkskrant een pleidooi houdt om de publieke omroep als hopeloos verouderd gebouw tot de grond toe af te breken en weer opnieuw op te bouwen. Mijn interviewgast hoeft er niet lang over na te denken. ‘Dat is echt een boomer-opmerking’, zegt hij. ‘Ik woon in Amersfoort. Op plekken waar monumentale huizen zijn afgebroken staat nu gruwelijk lelijke nieuwbouw’. Daar waar met zorg en liefde werd gerestaureerd ademt de stad trots en tevredenheid. Zo kijkt hij ook naar het omroepbestel. ‘Er moet een frisse wind doorheen, maar gooi de boel niet plat!’

Het is het antwoord van Arjan Lock, voorzitter van de Raad van Bestuur van de EO, de omroep die bij de laatste fusiegolf van omroepen de keuze maakte om zelfstandig te blijven en dicht bij de oorspronkelijke opdracht. Het heeft de EO in financiële zin veel gekost, zegt hij. De omroep moest voor behoud van de principes een aanzienlijk deel van het budget inleveren. Maar waar de fusieomroepen aan kleur verloren door zich met heel wat meer geld en een populaire programmering op een zo groot mogelijk publiek te richten, bleef de Evangelische Omroep met zijn kernboodschap goed zichtbaar. ‘Uiteindelijk heeft het de EO meer opgeleverd dan gekost’, luidt de slotconclusie.

Ik heb met hem afgesproken omdat hij als voorzitter van het College van Omroepen gezicht moet geven aan de wederopbouw van de in nood verkerende publieke omroep. Ik verwacht dus dat we nog veel van hem zullen horen, hoewel zijn bijdrage aan de openbare discussie zich tot nu toe kenmerkte door verzoenende termen, waarin vaak het woordje ‘samen’ voorkomt. Te veel domineestaal heb ik in een van mijn columns geschreven. Hij moet er om lachen. ‘Die opmerking staat niet tussen ons in, hoor’, zegt hij. Ook zelf vindt hij dat de tijd van een zalvende toon voorbij is. De publieke omroep, een machtige organisatie met een budget van om en nabij de 1 miljard, blinkt tot nu toe niet uit in succesvol reputatiemanagement. De omroepdirecties zijn onzichtbaar in de publieke discussie, ze reageren in de ogen van kritische volgers van het bestel niet of te laat op actuele ontwikkelingen.

‘Het ontbreekt niet aan zelfkritiek, we zijn te bescheiden’

Hij beaamt het, maar schrijft het toe aan een te grote bescheidenheid, het ontbreekt niet aan zelfkritiek. ‘We schuiven onszelf niet graag naar voren’, zegt hij. Maar de tijd van pappen en nathouden is voorbij, zo geeft hij toe. Jarenlang onduidelijk politiek beleid heeft het omroepbestel uitgehold en de omroepen hebben daar tot nu toe geen goed antwoord op weten formuleren. ‘De grens is bereikt’, zegt hij. ‘We hebben offers gebracht. Er is ons door de politiek een systeem opgedrongen dat niet werkt en dat heeft de omroepen bijna de kop gekost’. Hij voorspelt dat er een andere wind gaat waaien.

TV: Ik vraag me af met wat voor gemoedstoestand je elke morgen naar je werk gaat?
Als een dankbaar mens

TV: Niet met het idee, ik ga naar een zinkend schip?
Absoluut niet!

TV: Waar haal je dat optimisme vandaan?
Ik ben een kind van het publieke bestel. Ik hou ervan, ik ben er groot in geworden en ik geloof dat een stevig publiek bestel voor onze democratie van hele grote waarde is.

TV: Is het nog wel zo’n stevig bestel?
Dat zie je alleen al aan het publiek dat er gebruik van maakt.

TV: Hoe kijk je naar de mensen die afhaken?
Het is altijd een zorg dat we niet de totale Nederlandse bevolking bereiken en daar moeten we iets aan doen. Maar het stáát dat we, ook vergeleken met andere Europese landen, een supergoed, creatief, inhoudelijk sterk publiek bestel hebben.

TV: Onlangs was er in de tweede kamer een stevig debat over de publieke omroep met veel twijfels over de toekomst. Dat zag er niet zo florissant uit. De PVV noemde de publieke omroep een ‘nutteloos ding’. Uit de samenleving kwam weinig steun.

Natuurlijk weet ik wat voor politieke wind er nu waait en ik maak me ook zorgen over minstens drie van de vier partijen die aan de formatietafel zitten. NSC is daar een positieve uitzondering op, maar het viel mij óók op dat breed wordt erkend dat we altijd een sterk publiek bestel nodig hebben.

TV: Dat is een open deur. Het is de vraag of dít het publieke bestel is dat politici in hun hoofd hebben als ze zeggen dat ze een sterk bestel willen?

Er is altijd al discussie geweest. De pleidooien voor een BBC-model zijn decennia oud. Ik ben voorstander van een gekleurd, pluriform publiek bestel met sterke omroepverenigingen. Natuurlijk moeten we met de tijd meegaan, maar dat doe je in Nederland altijd vanuit de veelkleurigheid die onze samenleving kenmerkt. Van de mensen die met gemak vinden dat het anders moet, komt geen enkele praktische oplossing. Ze pleiten voor centralisatie. Daar zie ik geen heil in. We zijn veel sterker als we zorgen voor een goede maatschappelijke verankering. In vier hoofdpunten kun je goed samenvatten waar de publieke omroep naar toe zou moeten. Eerst moet de politiek op grotere afstand van het bestel. Dat hele gedoe met een staatssecretaris die wel of niet Ongehoord Nederland moet erkennen: dat moeten we niet willen! Daarnaast moet er een heldere rolverdeling komen tussen NPO en de omroepen. Drie: minder omroeporganisaties om daarmee de bestuurlijke drukte te verminderen, van dertien naar zes of zeven. En tot slot: budget van lineair naar digitaal. Een zender eraf en het budget anders besteden is prima bespreekbaar. Want we willen dat iedereen bereikt wordt met content van publiek waarde, juist ook online’.

TV: Je noemt als belangrijke waarde van de publieke omroep dat die veelkleurig moet zijn. De vraag is of dat in werkelijkheid nog wel klopt. De omroepen zijn sterk op elkaar gaan lijken.

Dat ben ik met je eens. Aan de kant van de fusieomroepen heeft een vervlakking plaatsgevonden die geen recht doet aan de gewenste pluriformiteit. Dat wordt toegeschreven aan het eindeloze gecompromis dat we in de mediawet hebben toegelaten: zeggen dat je gelooft in externe pluriformiteit, terwijl je in de praktijk aan het centraliseren bent. Ook de EO is afhankelijk geworden van de handen die ons voeden. Dat zorgt voor een ongezonde situatie. Op het moment dat EO- mensen bij het pitchen van programma’s bij de NPO geen gelijk krijgen kan het zijn omdat ze een slecht format hebben ingediend, maar het kan ook gebeuren dat ze op een onterechte manier worden behandeld. Je laat het wel uit je hoofd om daar ruzie over te maken, want dan weet je dat je een volgend project waarschijnlijk niet krijgt. Het systeem liet het lastig toe om daartegen in opstand te komen

Schimmige besluitvorming

TV: Het past in het beeld dat de publiek omroep een middle of the road-koers vaart die vooral gericht is op succes in marktaandeel en kijkcijfers. Als je als omroep niet in dat beleid past……
….dan heb je het zwaar. We hebben als EO nauwelijks plek op NPO 1

TV: ….dan word je gestraft?
….dat gebeurt natuurlijk nooit 1 op 1

TV: Wat waren de consequenties als je in opstand kwam?
Dat is slecht voor je omzet. Dat heeft tot grote onduidelijkheid geleid tussen de NPO en de omroepverenigingen. Alle omroepen beseffen nu terdege dat ze keihard moeten werken aan hun eigen profilering en daarmee zijn ze ook bezig.

TV: Waarom merken we dat niet?
Als je als omroep niét gaat over je budget en anderen voor jou bepalen wat goed is dan staat dat de profilering in de weg. Er moet een heldere rolverdeling komen: de NPO die zorgt voor plaatsing, coördinatie en distributie en omroepen die over de inhoud gaan en over het daarbij behorende budget.

TV: Waarom lukte het de EO wel om in die chaos zijn profiel helder te houden en andere omroepen niet?
Omdat we al zestig jaar weten waar we voor staan en we met de tijd meegaan maar trouw zijn gebleven aan de boodschap.

Sommige omroepen moeten harder hun best doen

TV: Daarmee zeg je impliciet dat andere omroepen tekortschieten?
Er zijn omroepen die harder hun best moeten doen om te weten wie ze zijn.

TV: Zijn dat omroepen waarvan je zegt: die horen in dit bestel niet meer thuis?

Alle omroepen horen in dit bestel thuis en wat mij betreft komen er nog meer. Want er zijn ook geluiden uit de samenleving die onvoldoende gehoord worden. Er moet wel een meer eerlijke weging plaatsvinden over wat de waarde is van de verschillende omroepmerken. Er moeten omroepen in en ook eruit kunnen. Maar iedereen snapt dat als je een omroeporganisatie hebt van 100 jaar dat je dan niet van de ene op de andere dag kunt zeggen: je stelt niets meer voor en we stoppen ermee. Je moet dat objectief waarderen. Dat is lastig, maar we moeten wel onder ogen zien dat er ook een eind aan kan komen. Ik ben voor een open bestel dat veel beter de maatschappelijke ontwikkelingen volgt. Er zijn nu grote groepen mensen die zich onvoldoende vertegenwoordigd voelen.

TV: Als je kijkt naar de actuele politieke situatie dan zie je dat meer dan een derde van het electoraat niet vertegenwoordigd wordt.

Een nuance daarbij: veel mensen zijn ontevreden maar velen van hen kijken nog steeds naar de publieke omroep. Maar die vertegenwoordiging kan beter. Uit recent EO-onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat een kwart van de Christelijke kiezers op de PVV stemt. Daar moeten we meer aandacht voor hebben.

TV: Elke keer als er nieuwe omroepen toetreden, neem WNL, Powned, Ongehoord Nederland, ontstaat er druk om te gaan lijken op de rest van de omroepen.

Ik heb een heel andere waarneming. Neem Powned. Dat is lineair niet zo zichtbaar, maar online bereiken ze grote groepen jonge mensen die er een levensstijl op na houden die erg lijkt op waar de omroep voor staat. Ik vind daar persoonlijk van alles van maar Powned scoort honderdduizenden unieke bezoekers per maand. Omroep Zwart is voor de eigen achterban heel belangrijk, niet zichtbaar via de kanalen die jij en ik bekijken, maar wel op andere plekken waar ze die groep op een goede manier bedienen. Voor het geluid van Ongehoord Nederland zou meer ruimte moeten komen, maar dan moet de omroep zich wel aan de spelregels houden die horen bij het publieke bestel. Ik ben altijd mild over de geschiedenis. Het waren dappere keuzes om te fuseren, de tijd vroeg erom. Ik heb respect voor de collega’s die toen hebben gezegd: we gaan op in andere organisaties. Dat heeft ze iets opgeleverd, namelijk extra geld, maar het heeft ze ook iets gekost: herkenbaarheid. Ik zie nu bij BNNVARA dat die zich aan het herbronnen zijn. Ze kiezen voor een doelgroep die echt niet meer alleen de grachtengordel is.

TON VERLIND

 

Dit interview verscheen eerder op het mediaplatform spreekbuis.nl

Geef een reactie